ISEE is niets zonder zijn vrijwilligers en donateurs. In een reeks interviews lichten we daarom een aantal betrokken mensen uit als ambassadeur van de stichting. In deze eerste editie gaat het om een van onze meest betrokken (oud)-leden: Jurie (Fet) van den Berg. Jurie is (oud)-visserman en eigenaar van een rederij.
Het begin
Jurie (1942) is al sinds 1984 actief betrokken bij de stichting vanuit zijn rol in de visserij. Hij vertelt over zijn eerste reizen naar Ethiopië: “Ik weet het nog goed, het was een zondagavond in 1984, burgemeester Buijs, een professor uit Ethiopië en Marij Oost stonden voor mijn deur. De reden was de grote hongersnood in Ethiopië. Ze hebben daar weliswaar rivieren en meren, maar geen netten en ander materiaal. Ze visten nog met speren en wisten eigenlijk niet hoe het moderne vissen werkt. Samen met een andere visserman; Lub Korf (UK 136)en Evert Brands zijn we die kant opgegaan om te helpen. Evert was goed in talen en had talent voor het regelen van allerlei zaken.”
“Die eerste reizen waren iets bijzonders, de grote vraag was: hoe moet je beginnen? We kwamen in een land waar nog geen vrijheid was, maar wel veel politieke groeperingen, milities en NGO’s. Op locatie kregen we ondersteuning van de orthodoxe kerk vanuit Geneve, dat gaf ons een deel bescherming. We werkten in de Baro River, een aftakking van de blauwe nijl. Deze rivier was wel 250 meter breed en er zat veel vis in. Maar, naast vis zaten er ook nijlpaarden en krokodillen in de rivier, bovendien was er geen materiaal om goed te vissen.”
“Jelle de Smit leefde toen nog, hij was de bordenmaker van de visserij. We hebben hem buizen laten maken om een net achter te laten liggen. We hadden ankers van Rein Bos gehad en hadden het geheel klaar. Toen is er een groot nijlpaard doorheen gelopen met alle gevolgen van dien. De buizen en netten werden door de rivier getrokken, het was een grote mislukking.”
“We waren er zes weken, de mensen hadden nog nooit een net gezien. We moesten het daar op eigen houtje op gang krijgen. Materiaal voor netten haalden ze uit autobanden, met een soort hoeken uit de banden maakten ze daar een net aan. Het was een begin.”
Verder ontwikkelen
Die eerste reis was slechts het begin: “Het tweede jaar namen we daarom ook Evert Bos mee, hij had samen met zijn vader een strandzegen ontwikkeld. Zo’n net kon je trekken naar het strand. We namen allerlei netten mee, want we wisten niet hoe we moesten beginnen. De rivier had stroming en het deed me denken aan de oudste visserij van Nederland, de ankerkuilen op de grote rivieren. De vis stroomt dan eigenlijk vanzelf het net in.”
“Gelukkig was de strandzegen een groot succes! Bij de 1e trek trokken we met een boomstam het net door het water heen. Honderden mensen keken mee! Er zat zoveel vis in de netten, iedereen greep om een vis te krijgen.”
“Teunis Ras heeft ons veel begeleid vanaf Urk, we hebben borden gemaakt en er is een container met netwerk gebracht. We wilden ontdekken welk type visserij het beste werkte op het Tanameer en zijn daar naartoe gereisd met een oude Dakota vanaf Addis Abeba. Bij aankomst zei ik tegen Evert Bos, laten we eerst even een paar netjes installeren om te proberen. We hadden het net nog niet klaar liggen of er waren lokale vissers in papyrus kajakken bij ons te vinden. Ze zagen ons net en hebben het weggepakt, daarom hebben we het bordenvissen opgepakt. Dat was helaas geen groot succes, je had geen boten en olie.”
“Amerikaanse militairen hadden ons een kaartje gegeven van het meer, maar de diepte was voor het laatst gemeten door David Livingstone. We hebben daar toen alles geïnventariseerd, zoals vangstgegevens en dieptes. Staande netten gaven ons direct succes, maar kleine vis. We zijn daarom overgeschakeld naar Deense netten met bredere mazen.”
Hinken op twee gedachten
“In 1985 hinkten we al op twee gedachten. 1. Vis vangen voor de hongersnood en 2. Distributie. We moesten zorgen dat de vis niet bij een aantal mensen terecht kwam die er rijk van zouden worden. Ook in deze tijd merken we nog dat er mensen rijk proberen te worden van de armoede van een ander. We verdeelden de vis daarom toen onder de armen via de lokale kerken. Het was belangrijk om in kaart te brengen hoeveel vis we vingen en waar het naartoe ging.”
“Als ik terugkijk naar die twee jaren dan hebben we daar als Urker gemeenschap tienduizenden mensen van voedsel voorzien. We hebben vervolgens in 1986 en 1987 daarna ook jongens uit Ethiopië meegenomen naar de Urker visserijschool om het vak te leren. Het helpen van de mensen is sindsdien nooit meer gestopt. Ook nu nog is de stichting actief en zijn de collectes op Urk een groot succes.”
Een land in nood!
“De stichting is nog steeds belangrijk. We hebben veel mensen kunnen helpen, maar het land is op dit moment weer in grote nood. Het mooie aan de stichting in deze tijd is dat het roer is omgegooid om zich volledig te richten op de meest arme individuen. Er wordt geïnvesteerd in medische zaken, scholing en water. Kleinschalige projecten waar niet wordt gewerkt met grote bonussen. Ik ben een paar jaar geleden uit het bestuur gestapt, dat wilde ik niet doen voor ik zeker wist dat het bestond uit betrokken mensen die goed met computers en taal overweg kunnen. Zakelijke jongens met een breed inzicht en een duidelijke visie voor de toekomst!”
Jurie gaat verder: “Het steunen van ISEE is een must! Er is ontzettend veel leed in het land, maar de mensen zijn er fantastisch. Het zijn hele zachtaardige, vriendelijke mensen. Er zitten veel christenen, maar ook de moslimgemeenschap is er groot. Bij de gewone mensen is er geen onderscheid tussen de religies! De koers en de hulp wordt gebracht vanaf Urk en andere plaatsen naar de meest arme locaties. We helpen dan met voedsel, training, landbouw en visserij. Als er echt nood is, is het belangrijkste wapen voedselvoorziening!”